Wellicht komt het wel door die lange dagen
dat mijn gemoed door treurnis wordt geplaagd
of door de zwoele wind die met zijn vlagen
de laatste wolken uit de hemel jaagt.
De hete zon is haast niet te verdragen
die zengend het verdorde land belaagt
en ook nog die verrekte lange dagen;
’t is logisch dat mijn geest zo wordt geplaagd.
Het buiten zijn is om verbranden vragen
zodat je daar benauwde kleren draagt
en steeds maar weer die eindeloze dagen
waarop mijn geest door treurnis wordt geplaagd.
Voor mij is het beslist geen welbehagen
die rooie kop het is toch geen gezicht,
dat krijg je met die bloedgeslagen dagen;
een flinke onweersbui, dat help wellicht.
Ter voorkoming van misverstanden: dit versje is NIET autobiografisch.