als ik me ’s avonds laat verveel dan ga ik domweg zenders zappen
vaak zie ik dan zo’n oude man die echt wel komisch zit te rappen
gezeten op een rieten mat zingt hij zijn levenswijze verzen
een klankenreeks die hotst en botst weet hij er sappig uit te persen

en tussen strofen tokkelt hij de snaren van z’n instrument
je ziet dat hij ervaren is en alle grepen feilloos kent
soms haalt hij uit en rekt een klank waarvan ik voel dat hij wil vragen
of ik kan horen wat hij zingt om mij goedmoedig uit te dagen

met lange adem ratelt hij en gooit de dingen op een hoop
het kan niet anders of hij laat zijn fantasie de vrije loop
zijn liedjes tonen warme kleur bezorgen mij een goede nacht
voor hem zijn alle dagen mooi door klanken en akkoordenpracht

al kan ik dan geen woord verstaan zijn aanblik blijft me boeien
daar zit een levenskunstenaar die hoeft niet meer te groeien


Cambodja 2007. Opgenomen in: 'Op de ruïnes van een rijk', 2008

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Utrechts sonnet 4



Rondom mij hangt de geur van vreemde kruiden
Vol weemoed denk ik weer aan hoe het was: 
De wereld scheen vol lichtere geluiden
En een soldaat sliep op zijn overjas

De wereld scheen vol lichtere geluiden
De zon glom op mijn helm en mijn kuras
We trokken zingend naar het verre zuiden
Met dreunende en eensgezinde pas

We trokken zingend naar het verre zuiden
Ik peins nu, rillend in het natte gras:
‘De wereld scheen vol lichtere geluiden
En een soldaat sliep op zijn overjas’

Een kogel fluit, ik druk mij in de grond
Wie reist ziet veel, maar het is niet gezond



(‘De wereld scheen vol lichtere geluiden

En een soldaat sliep op zijn overjas’ uit:
De laatste brief, Bertus Aafjes)