(Caspar David Friedrich, 1835, Herfst)

Hoge bomen aan het water
neigen zwijgend in de wind.

Donk're bossen, wijdse heiden,
liggen stiller, zonder zon.

Regen veegt verstoorde sporen
van de langbegane laan.

Stormen vormen kwade dagen,
kraaien waaien uit hun huid.

Oude houten kromgetrokken
struiken buigen tot de grond.

Grijze zwijnen, samengaande,
zoeken voedsel als het kan.

Op de grond, de vele beestjes
zijn verscheiden, afgemat.

Witte vissen onder golven,
in de kilte trager gaand.

Buiten luiden gakgezangen,
tomen vogels trekken weg.

Langverwachte keuren kleuren
maken blaad'ren wondermooi.

Voel de koelte van de nachten,
binnen is het heerlijk weer.

Lekker herfstig zijn de tijden,
witte winter gonst z'n komst.

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Monchielle





En altijd weer die man
Zijn dag begon al vroeg
Hij droeg zijn oude pet
Een man die ik graag zag
En traag was steeds zijn tred

En altijd weer die man
Hij droeg zijn oude pet
Het was voor hem vroeg dag
Zijn tred was immer traag
Een man die ik graag zag

En altijd weer die man
Ik zag hem altijd graag
De pet die hij graag droeg
En traag was steeds zijn tred
Zijn dag begon al vroeg

En altijd weer die man
Het was voor hem vroeg dag
Ik zag hem altijd graag
Hij droeg zijn oude pet
Zijn tred als immer traag


Monchielle. Ik kwam het tegen op Fwoortmeijers ‘Versvormen’. 4x 5 regels, eerste regel is eerste regel van elke strofe, rijm komt enkel voor in derde en vijfde regel. Metrum is drie jamben
Het rijmschema is simpel, daarom heb de moeilijkheidsgraad voor mezelf verhoogd. Vier strofen en dus vier rijmkoppels. Dat is mijn aanwijzing.