Nicolaas Beets
Wanneer de Kindren Groot zijn (1858)

"Wanneer de kindren groot zijn, mijn lief, mijn levenslust!"
dan gaan ze op d’r eige en zijn we van ze af
dan zullen we verhuizen, een stulpje aan de kust
Maar lief, wat een gerochel, je hoest klink als geblaf
ik ga de dokter bellen, je maakt me ongerust....

"De kindren wórden grooter — maar op hun moeders graf."

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Ik ga

ik ga

 

het huis van de man en zijn vrouw
gekocht ‘om hun beurzen te spekken’
bekennen ze, ‘zónder know-how’
en zonder een spier te vertrekken

de man en de vrouw in dat huis
nu blijkt het er alom te lekken
(dat zag ik zonet op de buis)
bij monstering van de vertrekken

die vrouw in dat huis met ’r man
‘ha, ha’ denk ik ‘stelletje gekken’
maar stilletjes droom ik ervan
om net zoals zij te vertrekken