De mensen noemen mij een tennisbal
maar op het centercourt ga ik niks winnen
ga zelfs nooit aan een eerste set beginnen
geen oefenpotje in de tennishal.
Lig meestal op de schoenenplank hierbinnen
als we naar buiten gaan weet ik het al
wordt ingeklemd in lang rood krom geval
en naast me raakt er eentje buiten zinnen.
Dan in het park, driehonderd meter later
verlaat ik met een ruime zwaai de grond
en plons ik na een duikvlucht in het water.
Bejaagd en nagezeten door de hond
er vliegen eenden weg met veel gesnater
en ik vaar terug in Rakker’s zachte mond.