de blauwe loper torst het defilé
van kwijlende hyena’s en reptielen
gehersenspoelde kruiperige zielen
een ongekende stroom van diarree
de zeer vereerde leeuw speelt keurig mee
hij knikt naar hen die in devotie knielen
hun gladde tongen koesteren zijn hielen
hij voelt zich sterk en denkt: “je maintiendrai”
dan krijgt hij zin om vorstelijk te brullen
doch zijn leeuwin kijkt hem vermanend aan
haar blik verraadt een koninklijk besluit
zijn geldingsdrang moet hij beslist verhullen
geboeid zal hij dit schouwspel ondergaan
hij veegt een hermelijn de mantel uit
Ik had nog niet vaak over liefde gedacht wel droomde ik soms van een borst of een bil maar vaker van boter die zacht kwam gedropen langs lauwwarme poffert uit Enumatil
Haar naam was Mathilde, ze fluisterde zacht: Ik vind je wel aardig, dus vraag wat je wil terwijl ze dicht tegen me aan kwam gekropen en toen vroeg ik poffert uit Enumatil
Mathilde had blijkbaar iets anders verwacht, ze stond meteen op en ze antwoordde kil en stond daarbij woedend haar blouse dicht te knopen: Stik jij maar in poffert uit Enumatil
En steeds voel ik weer als ik denk aan die nacht het water spontaan naar mijn mondhoeken lopen vanwege de poffert uit Enumatil