Hij was op ’t voetbalveld een waar talent Tweebenig, buiten even goed als binnen Hij bouwde zich een naam op, werd bekend Want hij wist met zijn ploeg meestal te winnen
Hij speelde in de voorhoede als spits En na een doelpunt liet hij zich vereren Hij was de bink, hij maakte weer de blits En bracht zijn aanhangers in hoger sferen
Maar hij was hard, een wilde woesteling Geen tegenstander die hem wist te stoppen Hij trapte zich door de verdediging Door elke back onder het gras te schoppen
Geen knie, geen enkel bleef gespaard Zijn traptechniek was ongeëvenaard *
Hij was een hooggeleerde in zijn vak Hij kende van zijn vak alle geheimen En waar men met waardering over sprak: Zijn kundigheid in spijkeren en lijmen
Hij was precies met voor-en achterhout En werkte zeer secuur aan alle nesten Slechts uiterst zelden maakte hij een fout En was in elk geval één van de besten
Een spiltrap of een rechte steek met draai Zelfs met bordes, een traphek of baluster Ja, al zijn trappen oogden even fraai Hij stond in aanzien hoog, hij was illuster
Hij was zijn geld als trappenmaker waard Zijn traptechniek was ongeëvenaard