Mijn handen zijn met groeiend groen verweven Een volkstuin geeft mij dagelijks te eten Maar wat een schrik, de sla is aangevreten Kapot ben ik van dat verwoeste leven
Ik staar ernaar terwijl ik sta te beven Mijn jonge sla door slakken buitgemaakt En dat is iets wat mij ten diepste raakt Maar God, ik heb ze allemaal vergeven