De nacht noodt de man naar het plein,
dat knooppunt van statige lanen.
Zo’n man hoort daar niet echt te zijn,
met lompen en vettige manen.
De man op het plein in de nacht
kijkt opwaarts met ogen vol tranen.
Hij ziet de betoverde pracht
van zonnen, planeten en manen.
Het plein in de nacht wiegt de man,
die slaapt tot het kraaien der hanen.
De wijkagent zal volgens plan
de man tot verwijdering manen.