De witte Sneeuwklok aan het eind van haar Latijn Is zichtbaar drachtig van met zaad gevulde koppen De Blauweregen zwaar van honderdduizend knoppen Ontluikt haar ogen in een waas van blauw satijn
De Rododendron staat op barsten van het paars En de Hortensia bebladert teer haar stokken De Schoenlapplant ontdoet zich van haar wintersokken En steekt haar voeten in een purp’ren voorjaarslaars
Dan krimpt de wind en ieder grijpt weer naar zijn wanten De kou slaat toe en nachtvorst rijpt op plant en struik De thermometer maakt een diepe steile duik En hagelstenen springen op naar alle kanten
Maar wees gerust, zo’n koustuip is van korte duur: De zon haar noorder declinatie groeit per uur