Ik zie het zo:
Allereerst moet een versje natuurlijk puntgaaf en geestig zijn.
(En als het gemaakt is bij een plaatje, moet het daarmee een verrassend spel spelen. Zie Drs. P’s
Verzendbare kaarten.)
‘Vunzig’ kan spannend zijn als schrijver en lezer een taboe delen.
Parodieën op vunzigheden kunnen effectief zijn als beiden voldoende los zijn van het taboe om ermee te kunnen spelen –
maar het ooit--of-ergens-spannende ervan wel kunnen invoelen.
Vandaar dat pikant-bedoeld voor een lezer met een ander referentiekader vaak gaapverwekkend en/of weerzinwekkend is.
(Prikkelende combinatie trouwens: gaap & walg.

Wie maakt daar eens wat spannends over?)
Bij versjes over godsdienst werkt het min of meer hetzelfde.
En verder is het natuurlijk een kwestie van smaak...
(Vervang
pikant door ‘met een beetje sambal’ en
vunzig door griezelgerecht naar keuze.)