Bij de bespreking van
het triolet Najaar van Riet is er uitgebreid gediscussieerd over het aantal versvoeten per regel. Dat geeft mij mooi de gelegenheid wat stokpaardjes te berijden.
(NB: Ten behoeve van het betoog vermeld ik af en toe details die de meeste lezers allang weten.)
Het overgrote deel van de Nederlandse vormvaste poëzie is geschreven in vijfvoetige jamben. Een jambe is een versvoet bestaande uit een daling en een heffing: een onbeklemtoonde en beklemtoonde lettergreep, ook wel (ten onrechte) korte en lange lettergreep. We noteren dit als
v –
Van de vijfvoetige jambe bestaan twee versies met resp.
mannelijk rijm:
v – | v – | v – | v – | v –
en vrouwelijk rijm:
v – | v – | v – | v – | v – | v
De | scheidt de versvoeten. Bij vrouwelijk rijm is er aan het einde een onvolledige versvoet die niet meetelt, omdat hij geen heffing bevat.
De versvoeten bepalen het metrum, maar daarnaast is er het ritme van het gedicht. Daarvoor gebruik ik graag de vierkwartsmaat uit de muziek. (Ik ben mij bewust van de beperkingen van deze vergelijking, maar voor dit doel werkt het goed.)
In de muziek valt de nadruk altijd op de eerste tel van een maat. Wil je beginnen met een minder nadrukkelijke noot, dan begin je met een onvolledige maat: de opmaat. Hier is nogmaals de vijfvoetige jambe, nu als vierkwartsmaat:
Mannelijk rijm:
v | – v – v | – v – v | – _ _
Vrouwelijk rijm:
v | – v – v | – v – v | – v _
Aan het van elke regel zie 1 of 2 keer een laag streepje ( _ ). Dit is een rust, de pauze na een regel. De laatste maat duurt 3 tellen en vormt samen met de opmaat van de volgende regel een complete vierkwartsmaat.
Nu vullen we een gedicht in:
Ik | speel de panfluit | beter dan een | faun _ _
maar | zou ze daarvan | eigenlijk wel | houden? _
Ik | ben de stoerste | kerel van de | wouden, _
maar | in de metro | voel ik mij een | clown. _ _
Orwell parafraserend kunnen we zeggen dat alle heffingen gelijk zijn, maar sommige gelijker dan andere: de heffingen direct na de maatscheiding hebben iets meer nadruk dan de andere.
(
TERZIJDE: Ik moet kort iets zeggen over een andere discussie, nl. over de
paeon secundus:
v – v v . Is de tweede heffing in de maat zo onbeklemtoond, dat we hem kunnen schrijven als daling? Ik heb mij daar destijds tegen verzet, maar bij nader inzien is het een heel kleine nuance.)
Belangrijke constatering: in elke regel zijn de eerste en de laatste heffing (=begin van het rijm) beklemtoond. We zien dat een vijfvoetige jambe overeen komt met 3 vierkwartsmaten.
Een zevenvoetige jambe komt overeen met 4 vierkwartsmaten:
De dodenrit, Drs.P
We | rijden met de | troika door het | eindeloze | woud _ _
Het | vriest een graad of | dertig, het is | winter en vrij | koud _ _
Onevenvoetige jamben laten zich goed beschrijven als vierkwartsmaat. Voor de zesvoetige jambe is er een eerbiedwaardige vorm, de alexandrijn, met halverwege elke regel een rustmoment, de cesuur:
Gysbreght van Aemstel, Joost van den Vondel
Het | hemelsche ge-| recht _ _ heeft | zich ten lange | lesten _
Er- | barremt over | my, _ _ en | mijn benaeuwde | vesten _
Je zou dit ook een drievoetige jambe kunnen noemen:
Het | hemelsche ge-| recht _ _
heeft | zich ten lange | lesten _
Er- | barremt over | my, _ _
en | mijn benaeuwde | vesten _
Even inventariseren: we hebben nu een beschrijving gemaakt van jambische verzen met 3, 5, 6 en 7 versvoeten. 1 en 2 versvoeten komen nauwelijks voor, net als 8 of meer versvoeten.
Blijft over: de viervoetige jambe, het hoofdpijndossier.
De | stelling van Py- | thagoras
heeft | eeuwenlang haar | glans bewaard
en | is voorlopig | niet verjaard:
je | leert haar nu nog | in de klas.
Er vallen een paar dingen op.
Ten eerste zijn er geen rusten, zodat het iets gejaagds krijgt. Eigenlijk bevalt mij dat wel.
Ten tweede staat de rijmklank niet aan het begin van een maat. Dat kunnen we oplossen door te herschrijven:
De stelling | van Pythago- | ras
heeft eeuwen- | lang haar glans be- | waard
en is voor- | lopig niet ver- | jaard:
je leert haar | nu nog in de | klas.
Welke beschrijving is beter? Of is geen van beide echt passend? Hebben we wel iets aan die vierkwartsmaat bij een viervoetige jambe?
Het wordt nog ingewikkelder bij vrouwelijk rijm. Twee voorbeelden:
De | stelling van Py- | thagoras
laat | simpel en een- | voudig weten *
zelfs | zonder dat je | iets moet meten *
de | lengte van de | schuine as.
De | stelling van Py- | thagoras
laat | zeer eenvoudig | weten _
zelfs | zonder iets te | meten _
de | lengte van de | schuine as.
In het eerste voorbeeld hebben alle regels 4 jamben. Door de extra lettergreep in de regels 2 en 3 zijn er 2 maten met 5 lettergrepen, aangegeven door het sterretje ( * ). Als ik het hardop voorlees valt er een ongemakkelijke stilte op dat punt.
In het tweede voorbeeld wisselen we mannelijke viervoeters af met vrouwelijke drievoeters. Dat werkt naar mijn gevoel beter. Dus terug naar het
triolet Najaar van Riet : niets meer aan doen.