Een jonge hond uit Pieterburen
stond bij een bouwval rond te turen.
Hij vroeg zich af: ‘Mag een ruïne
een loosplek zijn voor mijn urine?’
Nee, strafrecht is niet het terrein
van puppy’s met een peuterbrein.
ik had als plek het Binnenhof gekozen een rustig bankje achter de fontein met pen, een blocnote en een flesje wijn het werd een dagje aangenaam verpozen
ik telde honderdvijftig dode mussen elf pimpelmezen en een papegaai een gier, zes kwartels en een bonte kraai vier roodborsten, een blinde vink, intussen
begon ik aardig in de war te raken want hoeveel glazen had ik nu al op er dansten twintig kippen zonder kop (of zie je dubbel als de drank gaat smaken?)
acht vredesduiven speelden zwaan kleef aan een torenvalk en kerkuil waren maten ze spanden samen met een rode haan een havik wilde niemand binnenlaten
vol wijn hield ik de vogels in de gaten toen zag ik dodo’s en ben weggegaan