
Drie boterhammen en een veldfles thee
Gaf moeder me om vijf uur ’s morgens mee
Om zes uur ’s avonds was ik pas weer vrij
Het hout was zwaar, ik sloofde voor wel twee
Maar werd gekat, mijn werk was nooit oké
De baas, een zuiplap, had de pest aan mij
Gaf me een zet, het zaagblad greep mijn trui:
Veel bloed, mijn onderarm totaal ontveld
Want hij is roekeloos, hardleers en lui,
Pas na de oorlog vond ik weer een baan