“Het lichte vers,” sprak god, “staat ginds op aard
Nog niet bij ieder in een gunstig licht
Een ‘echte dichter’ vindt het minderwaardig
Dat doet mij pijn, want ik vind zo’n gedicht
Vermakelijk en meestal meer dan aardig
De maker staat bij mij dus in de gunst
Ik pik het niet dat critici hovaardig
Zo’n vers zien als een lage vorm van kunst
Zij zitten zelf juist veel te hoog te paard.
Zo lang zij nog zo’n oordeel durven geven
Zal ik die doctorandus laten leven.”