Hij leest wat woorden, maar hij kan niet schrijven.
Naar school gaat hij al lange tijd niet meer.
Hij knielt gedienstig voor zijn klanten neer
om toch een beetje op de been te blijven.

Hij droomt van ooit te kunnen functioneren
en adaptief te lezen in een adequaat
didactisch pedagogisch werkklimaat 
dat stimuleert tot optimaal presteren.

Hij droomt van slimme leerlingvolgsystemen.
Van ouders die, na bijna heel de week
hard werken voor een hoge hypotheek,
ook af en toe voor hem tijd willen nemen.

Hij droomt van eindeloze Cito-toetsen,
staart in de helderblauwe tropenlucht.
Dan zakt zijn blik weer. Na een zachte zucht
gaat hij maar verder met het schoenenpoetsen.

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Een verklaring

Vrouwen
Pixabay
 
Ik hou’ van alle vrouwen,
Mijn hart is veel te groot,
Daar ben ik mee geboren,
Daar ga ik ook mee dood.
 
Ik kan geen vrouwen haten,
Dat is een groot gevaar,
Als d' een mij heeft verlaten,
Dan staat een ander klaar.
 
Ik hou’ van alle vrouwen,
Dat is een groot verdriet,
Met één kan ik maar trouwen,
En daarom trouw ik niet.
 
Ik hou’ van alle haren,
Al zijn ze nog zoo raar,
Ja als er groene waren,
Vond ik dat geen bezwaar.
 
Ik hou’ van alle zoenen,
Al doen ze nog zoo’n zeer,
En krijg ik er miljoenen,
Dan wil ik er nog meer.
 
Ik hou' van alle wangen,
Ik knijp ze gaarne rood,
Verlies ik dat verlangen,
Dan ga ik eerlang dood.
 
Ik hou' van alle harten,
Al zijn ze van venijn,
Er is geen grooter smarte,
Dan zonder hart te zijn.
 
Ik hou' van alle oogen,
Ik kijk er gaarne in,
Hoe meer ik word bedrogen,
Hoe meer ik ze bemin.
 
Ik hou' van alle vrouwen,
Dat heb ik nooit betreurd,
En om geen kwaad te brouwen,
Min ik ze om de beurt.
 
Ik hou' van heel ’t leven,
Het leven om een vrouw,
Om ieder wat te geven,
Ben ik ze allen trouw.
 
Moraal:
 
Ik hou' van alle vrouwen,
En toch ben ik niet blij,
Geen een wil van me hou'en,
Geen een heeft zin in mij.
 
 
Ter nagedachtenis aan J.H. (Koos) Speenhoff 23-10-1869 – 03-03-1945
Uit: Daar komen de schutters, Uitg. L.J.C. Boucher 1969