Voor Inge
Dat vlinders tellen is echt iets voor mij.
Wel vijfenveertig kon ik observeren
en toen ik net de laatste wou noteren
keek die me opgetogen aan en zei:
“Jouw mooie tuin trok mij vandaag het meest;
ik ben hier vijfenveertig keer geweest!”
Voor Inge
Dat vlinders tellen is echt iets voor mij.
Wel vijfenveertig kon ik observeren
en toen ik net de laatste wou noteren
keek die me opgetogen aan en zei:
“Jouw mooie tuin trok mij vandaag het meest;
ik ben hier vijfenveertig keer geweest!”
De Dagpauwoog net uit de pop gekropen
Keek met verbazing naar de warme zon
En vouwde toen voor ’t eerst zijn vleugels open
En merkte dat hij ook al vliegen kon
Hij dwarrelde langs bomen en langs bloemen
En rustte even op een Ribesstruik
En dacht: ~Wat is dat wat ik hierzo ruik~
Al leek het goed, hij kon het niet benoemen
Maar hij had trek, dus ging hij even proeven
En hoe dat moest, dat zag ie van een bij
En dacht: ~dat is een koude kunst voor mij
Ik kan mijn tong heel ver mijn mond uitschroeven~
En toen hij van de nectar zat te likken
Kwam er een specht hem voor de lunch oppikken