Albrecht Dürer: Biddende handen
Pas zeven en ik liet me al verleiden
tot eerste stappen op het brede pad
Ik zocht, al wist ik toen bij god niet wat
en liet me stiekem naar beneden glijden
Onder de banken, benen van de meiden,
mijn reine jongensziel werd flink beklad
Ik zag bij Jannie, die ik stil aanbad,
een onderbroek. Een grote rood gebreide
En in de avondschoot, niet uitgespeeld,
naar bed gedwongen, goedenacht gekust,
heb ik zo vaak mijn handen stijf gevouwen
en plechtig vroom, als vaders evenbeeld,
gebeden. En ik zuchtte heel bewust:
'Heer laat me alstublieft met Jannie trouwen!'