O beste jongens, hoor nu toch:
ook natte dromen zijn bedrog
ook natte dromen zijn bedrog
Piet Bakker ging op vrijdagavond vast
ter lessing naar ’t café van Opoe Bekker.
De jonge klare was er koel en lekker
en nooit stond er een glas leeg op de kast.
Zo rond de klok van elven, vaste prik
stond Piet vanwege wat hij had genoten
meestal een beetje wankel op de poten
en in zijn stem klonk nu en dan een hik;
dat was zijn tijd om op de fiets te stappen.
Maar op een keertje zat het hem niet mee
en reed hij in de sloot voor het café
in plaats van op het asfalt door te trappen.
Piet kwam vol kroos en prut het water uit
met op zijn kop een levensgrote puit.