De poëzie van peuken op een bord
Van korsten brood, verschimmeld in een hoek
Van stapels oud papier, haast ingestort
Dat is wat ik in dit gedicht niet zoek
Het beeld van noodweer, kletterend maar kort
Van een nog uren klamme spijkerbroek
Van schoenen waar het nooit meer droog in wordt
Dat is wat ik niet schilder op mijn doek
Maar lammetjes, geboren in april
Een rode roos zojuist in volle bloei
De blauwe lucht, een spelend kind, een lied
Dat is toch ook weer de bedoeling niet
U ziet: ik raak behoorlijk in de knoei
Nu ik wel dicht, maar niet veel zeggen wil