Hoe slapeloos zijn vaak mijn nachten
Mijn droefenis is zonder naam
Soms zit ik urenlang te wachten
Verwelkend bij een open raam
De dingen die mij eens bekoorden
Zijn saai of hebben afgedaan
Ik tuur de einder af naar oorden
Beglinsterd door de volle maan
Waar druïden maretakken snijden
Met gouden sikkels in een eik
Of waar sirenen eenhoorns weiden
In Niemandsland en Nergensdijk