Het dooit, de ergste koude is geleden,
de weerman schuift de vorstgrens wat opzij.
Mijn voeten komen langzaamaan weer bij
en willen nu de grasmat weer betreden.
Er worden nu geen schaatsen meer gereden.
Met zachte warme regen keert het tij;
weg is de trek in ijs- of sneeuwbalvrij
of in een tocht langs meren of elf steden.
De sneeuw verdwijnt, ik ploeter door de plassen,
mijn hond schudt dikke druppels uit haar vacht
en kijkt me aan terwijl haar snorren druipen.
Ik dacht haar op een uitje te verrassen
doch twijfel nu; ik weet niet wat ik dacht…
Het wordt weer tijd terug in bed te kruipen.