je stoot je hoofd en nog een keer of tien
soms blijft het droog maar vaker kleur je rood
dan denk je, ach, ik ben nog lang niet dood
dat is aan al dat bloeden wel te zien

al knalt je kop soms loeihard tegen staal
je geeft geen krimp, je bent het wel gewend
en jankt en zeurt niet, bent een echte vent
verfoeit wel af en toe je rare kwaal

het komt nu eenmaal door die zwarte vlek
daar binnen in dat vreemde kale hoofd
een oud infarct, zo geef je het zijn plek

en is het weer een keertje stevig raak
dan zeg je maar: de Here zij geloofd
want vloeken, nee, dat is een slechte zaak

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Verklaring (Fatras)



We hadden onze zaken snel beklonken
Niet denkend aan mijn plicht tot celibaat
We hadden onze zaken snel beklonken
Dus ligt ze kwijlend onder me te ronken
Onwetend van haar aandeel in de daad
Door liefdespijn was ik al diep gezonken
En zij stond op een hoek naar me te lonken
Een asfaltdistel, onkruid van de straat
Ze leek op jou die mij wreed heeft versmaad
Terwijl ik je mijn jawoord had geschonken
Maar die als maagd nu naar het klooster gaat
Dus lig ik met je lookalike te bonken
Niet denkend aan mijn plicht tot celibaat


De Fatras, voortgekomen uit de fatrasie, is een oude Franse versvorm, met rijmschema  ABAabaabbabaB. De eerste twee regels hebben een serieuze, liefst clichématige, kitscherige inhoud, waar de rest van het gedicht een parodie op vormt.
Zie voor verdere info: de.wikipedia.org/wiki/Fatrasie