Foto: Pexels
De herfstbloemen verliezen hun aromen;
het is verrotting wat de klok nu slaat.
Vanaf de grond, waar hemelwater staat,
stijgt grondlucht op. De regen blijft maar stromen.
Niets is er tegen dit verval dat baat.
Elk blaadje dat nog vastzit aan de bomen
kan voor de sprong in ’t duister nog wat schromen,
maar moet er aan geloven, vroeg of laat.
Dan zal de bladerveegmachine komen
met het reusachtig stofzuigapparaat
waarin de kleddertroep wordt meegenomen.
Alles wordt weer ontbonden tot atomen.
Het regent, en mijn laatste kwartje gaat
in de versnaperingenautomaat.
.
Geschreven in Bennebroek, 9 november 1966
Uit 1000 sonnetten (Nijgh & Van Ditmar, 1997)
Uit 1000 sonnetten (Nijgh & Van Ditmar, 1997)
Met dank aan Jan Kal voor de toestemming om dit gedicht hier te mogen plaatsen