Pixabay
De vreemdeling stond bij het meer te dromen
Zijn ogen op de waterplas gericht
Zijn zucht leek van oneindig ver te komen
En heimwee lag gegroefd in zijn gezicht
Daar stond die stille, mooie Aziaat
Te mijmeren als in een zoet gedicht
Zijn kleurige, opvallende gewaad
Beroerde zacht de sprietjes in het gras
De zon verdween en langzaam werd het laat
Een jonge eend zwom rustig in de plas
De man ontviel een korte, schorre kreet
Hij keek opzij en opende zijn jas
En voordat iemand zag wat hij nu deed
Had hij de eend verborgen in zijn kleed