Bedgenoot
Sinds ik op die steiger naar haar floot
Met mijn bronzen bovenlijf ontbloot
Werd zij al snel mijn bedgenoot
Nageslacht
Dat was waar zij enkel maar aan dacht
Daarvan heb ik nu een stuk of acht
Een bedgenoot en nageslacht
Maar ondanks dat grut is mijn Ruth nog steeds een stoot
En mijn jongeheer salueert, o bedgenoot
Bedgenoot
Vrijend tot het vroege morgenrood
Over negen maanden weer een loot
Verslingerd aan mijn bedgenoot
Mm mm mm mm mm mm mm