zwemmen

de zon begroet me met haar lentestralen
het jaarlijks ritueel gaat zo van start
de plas ligt aan mijn voeten, stil en zwart
maar geen getreuzel, niet meer langer dralen
 
de knopen in mijn schouders zijn verward
door de seizoenen die mijn geest verschralen
en als ik spring, na héel diep ademhalen
slaat mij het water ijskoud om het hart
 
mijn hersens knallen pijnlijk uit mijn kop
beloning wacht, het juk moet afgegooid
dus ik zet door en bikkel, unverfroren
 
mijn lichaam soebat, smeekt, gebiedt me: stop!
een paar minuten…dan ben ik ontdooid
en als die Venus op haar schelp: herboren!
 

 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Het gedicht


(Caspar David Friedrich, 1835, Herfst)

Hoge bomen aan het water
neigen zwijgend in de wind.

Donk're bossen, wijdse heiden,
liggen stiller, zonder zon.

Regen veegt verstoorde sporen
van de langbegane laan.

Stormen vormen kwade dagen,
kraaien waaien uit hun huid.

Oude houten kromgetrokken
struiken buigen tot de grond.

Grijze zwijnen, samengaande,
zoeken voedsel als het kan.

Op de grond, de vele beestjes
zijn verscheiden, afgemat.

Witte vissen onder golven,
in de kilte trager gaand.

Buiten luiden gakgezangen,
tomen vogels trekken weg.

Langverwachte keuren kleuren
maken blaad'ren wondermooi.

Voel de koelte van de nachten,
binnen is het heerlijk weer.

Lekker herfstig zijn de tijden,
witte winter gonst z'n komst.