Ik lig te woelen in mijn graf,
Maar kan de dood niet vatten.
Ik wacht het niet meer langer af,
En neem de kuierlatten.

Een zwoele nacht met volle maan,
Wel duizend sterren blinken.
Daar komt een oud-collega aan,
Ik kan zijn bloed wel drinken.

Het liefste drink ik maagdenbloed.
Maar dat is niet voorhanden.
Dus doe ik mij aan hem tegoed
En eet met lange tanden.

De hele nacht door heb ik trek
Ik moet mijn honger stillen.
Ik bijt een jogger in haar nek
Nog voordat ze kan gillen

Na drie verliefde stelletjes
Een rat en een bejaarde,
Vind ik het wel weer welletjes
En kruip ik in de aarde.

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Mijmering (Bout rimé op 'De moeder de vrouw' van Martinus Nijhoff)



Ik krijg haar in dit leven niet te zien.
Ik wil er ook niet heen. De overzijde
want hel of hemel wil ik graag vermijden,
zo lang het kan. Ik hoop op honderd tien
gezond en van het leven rijk gedronken,
de aardkloot rondgezworven wijd en zijd -
genoten van de schier oneindigheid
en de muziek, dat mij de oren klonken.

De zee van liefde die ik vaak bevoer
en altijd vol genoegen heb bevaren,
met smaak en een gezonde drang op ’t roer,

in nachten die vervuld van hartstocht waren
en die ik met een heerlijkheid ervoer,
zal ik voor altijd in mijn hart bewaren.