Illustratie: Pixabay
Op maandagmiddag pik ik een terrasje
Ik kijk eerst heel onschuldig om me heen
Gelukkig past het in mijn vrouw haar tasje
Dan rijden we meteen naar Vinkeveen
Ik weet er een rustiek en bloemrijk stekje
Daar zet ik het terrasje even neer
We noemen het onmiddellijk ‘ons plekje’
De zon schijnt en er is gekwinkeleer
Dan klinkt er zacht gemopper en gestommel
Een stem zegt ‘Nou dat heeft er ingehakt’
Mijn vrouw kijkt in haar tas tussen de rommel;
We hebben ook de ober ingepakt!
Hij rekt zich uit en strikt zijn vlinderdasje
Ik zeg dat ik me bij hem excuseer;
‘Geen punt , ‘t is hier geknipt voor dit terrasje
Wat kan ik voor u doen, mevrouw, meneer’
‘Maar denkt u wel aan anderhalve meter
De richtlijn, weet u, het RIVM..’
Ik schuif mijn stoel naar achteren; ‘ Zo beter?’
‘Geen koortscontrole?’, vraagt mijn vrouw ad rem
Twee witte wijn, 'n copieus twaalfuurtje
Het wordt binnen een oogwenk geserveerd
Verrukkulluk zo’n Pinksteravontuurtje
Dat heb ik toch maar mooi gearrangeerd
Maar even later moet mijn vrouw een plasje
En ophouden dat heeft bij haar geen zin
Ze kijkt en schudt en grabbelt in haar tasje
Verdorie de wc zit er niet in!
Dus moeten we nu overijld vertrekken
‘Garçon breng snel de rekening, ik pin!
Want straks zit de bekleding vol met vlekken
Ga jij vast naar de wagen, ik pak in.’
‘Te laat’, kreunt zij, ‘ik draai straks wel een wasje
Dus doe maar rustig, racen helpt niet meer’
Dan horen we een stem vanuit haar tasje
‘Ik vond het ook gezellig, morgen weer?’