Het is weer tijd voor schaamteloos ontluiken.
Het is weer volop lente. Het is mei.
Het groeit en bloeit in bomen en in struiken.
Het zaaigoed schiet te voorschijn uit de klei.

Het dartelt in de stal en in de wei
van veulen, big en lam, van kalf en kuiken.
Al wat niet levend baart legt dril en ei.
De meisjes tonen winterwitte buiken.

Straks veeg ik het gevallen blad weer op.
Het loof dat in oktober naar benee moet
is nu nog jong en groen en voedt mijn weemoed.
Ik ween om elke uitgebroken knop.

Van mij mag alles best een heel stuk korter:
de maand, de rokjes, het gedicht van Gorter.

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Album van de Indische poëzie 5


Kampong Mahu, Saparua 1987



In 1987 maakte ik een reis naar de Molukken en schreef naar aanleiding daarvan een aantal gedichten. Zo’n tien jaar geleden ontmoette ik Patty Scholten voor het eerst in Amsterdam en tot onze verrassing bleken we niet alleen dezelfde kampong op het eiland Saparua te hebben bezocht, maar over dezelfde vissers, zonsondergang en matjes met drogende kruidnagels te hebben geschreven, met ongeveer dezelfde strekking. Het octaaf van haar sonnet vond ik terug in mijn gedicht Molukken 1987 en het sestet in mijn sonnet Tjenkeh. Aardig voor de lezer om dat hier eens te vergelijken.

(Dit gedicht verscheen in de bloemlezing Wonder en geweld, samenstelling Hans Straver, Utrecht 2007)