Kanāda 3e eeuw v. Chr.?

Zo zit dat in elkaar

Eén leidt tot twee en twee leidt weer tot drie:
Dat element neemt dan het zintuig waar
Het water: smaak, de aarde: reukvermogen

De lucht geleidt het tere tastgebaar
De ether: oren, vuur: de beide ogen
En alles is dimensieloos atoom

Ja, alles is fysiek wil ik betogen
Ook tijd en ruimte, denken, God en droom
Geen mens schiet gaten in mijn theorie

Want er is nóg een kracht in mijn doctrine
Die alle gaten dicht: het Ongeziene


De door hem gestichte Vaisheshika-school wordt met de Nyāya als één beschouwd: Nyāya-Vaisheshika. Hij behandelt de metafysica: objecten bestaan op zichzelf, los van de kenner en het kennen. Er zijn vijf elementen, corresponderend met de zintuigen, opgebouwd uit eeuwige, ondeelbare atomen. Een atoom heeft geen dimensie, twee zijn tweewaardig en drie vormen een triade, het kleinst waarneembare ding met dimensie.
Alles, ook geest en tijd is materie. De atomische geest kan meer zaken tegelijk begrijpen daar hij dimensieloos met oneindige snelheid tussen meerdere gedachten heen en weer kan schieten. Onverklaarbare zaken als magnetisme, vuur en de reis van de ziel na de dood  worden verklaard door een 5e kracht 'het ongeziene' (adrishta). Aan een God was eigenlijk geen behoefte in zijn systeem: objecten zijn eeuwig en hebben al karma (goede en slechte acties) opgebouwd voor het begin van de cyclus die het universum structuur gaf.
 

Kapila 7e eeuw v. Chr.?

Vat u?

Wij onderscheiden Geest en de Natuur
De Geest dat is het Altijd-Eeuwig Zelf
Maar ook is het miljoenen entiteiten

Het Intellect schuilt in het breingewelf
Bewust lijkt hij zich van zijn taak te kwijten:
Hij is bezield door Geest maar niet bewust

U knikt begrijpend? Nou dat zou mij spijten
Dan maak ik mij toch wel wat ongerust:
Wat dacht u van een reisje of een kuur?

Ik kan die leer niet in een elftal kwijt
Dit uit te leggen neemt wel even tijd


Stichter van de Sānkhya ('opsomming')-filosofie, tuk op categorisering.
In tegenstelling tot het westerse dualisme doorgaans drieledig: bij tegenstellingen wordt gezocht naar een derde punt dat de dualiteit onwerkelijk maakt. Er zijn 25 bestaanscategorieën; de eerste is de Geest (purusha) de overigen zijn aspecten van de Natuur (prakriti).
Bij contact ontstaat de cyclus van leven en dood en lijden. De Geest is het eeuwige Zelf en talloze entiteiten.
Het leven, het denkend intellect (buddhi), de hele schepping is onbezield en mechanisch. Het denken wordt wel bezield door het bewustzijn maar is dat bewustzijn niet. Het onderscheid is niet geest-materie, maar het bewuste en mechanische: het bewuste, goddelijke purusha (het ware Zelf) en het onbezielde 'zelfgevoel' dat alle prakriti-elementen met identiteitsbesef bij elkaar houdt. Dit beseffen leidt tot bevrijding. De Natuur (prakriti) kent drie krachten: licht, energie en duisternis die een rol spelen in het menselijk leven. Licht (sattva) geeft heldere en verlichte gedachten; energie (rajas) hartstochtelijke, geagiteerde en onevenwichtige; duisternis (tamas) trage, zware en onwetende. Elk correspondeert met een moreel type.
Deze krachten of guna's hebben nog steeds grote invloed in de smenleving.
 

Patanjali 2e eeuw v. Chr.?




Allemaal voor niets

Ik kan er echt niet bij met mijn verstand
(En dat behelst niet enkel maar het brein
Maar ook fysieke en gevoels-aspecten)

Maar door het steeds met yoga bezig zijn
Bereik je wonderbaarlijke effecten
Door ferme zelftucht en een stalen wil

En is je geest dan één met de objecten
Dan liggen breinactiviteiten stil
En ben je nog één stap van Niemandsland

Pas dan komt er verlossing voor de geest
En blijkt het allemaal voor Niets geweest


Auteur van de Yoga Sūtra's die, als aanvulling van Kapila die via kennis verlossing wilde bereiken, een practische manier bood door fysieke en geestelijke oefeningen. Deze dienden om de aandacht zo volledig te concentreren door lichaams -houding, ademhaling, zelftucht en meditatie dat alle intellectuele activiteit stopt. Dan is de achtste stap bereikt van het Achtvoudig Pad; de eenwording van de geest met het object van aandacht.
Zelfs dat moet daarna nog overstegen worden om het Zelf te ontwarren van het geestelijk/lichamelijk organisme en totale verlossing te bereiken: de scheiding van het bewuste Zelf (purusha) en de onbewuste natuur (praktiti).
 




Jaimini ca. 400 v. Chr.


Regelgeving

In den beginne was het Woord? Welnee:
Het Woord dat kent geen aanvang en geen slot
'Er is' betekent steeds 'Er is geschreven'

Het Woord was niet bij God: het Woord is God
In Eeuwigheid met het Heelal verweven
Het Grote Werkwoord kende geen begin

Het rituele Woord bepaalt het leven
De zin van het bestaan is dus de zin
Elk woord draagt het mysterie met zich mee

Het universum is voor mij een open boek:
Ik breng mijn tijd alleen met regels zoek


Aanhanger van de activistische filosofie Mīmāmsā die in plaats van bezinning het handelen (dharma: 'plicht' of 'juist handelen') als de eerste werkelijkheid ziet en nauw verbonden is met de Brahmanen. Regels en rituelen staan voorop: uitspraken van de heilige boeken (Veda's) hierover zijn primair en absoluut gezaghebbend; zij zijn de volmaakte en onbetwistbare waarheid. De klank van de woorden, de betekenis en het effect op wie ze hoort zijn voor eeuwig met elkaar verbonden. Elk woord heeft betekenis en elke letter, ook als geluid; als we die niet begrijpen komt dat door onze onvolkomenheid. Het werkwoord is het hoofddeel van de zin, het belangrijkste deel de optativus die aanspoort tot actie, zoals het uitvoeren van een ritueel of offer. De lexiconistische filosofie (Nairukta) ging nog verder: het ātman (de enige werkelijkheid, de grote stilte, de diepte, het Al) werd hier gezien als een eeuwige activiteit: het Grote Werkwoord in de zin of het boek van het universum.


 




Bādarāyana 1e eeuw na Chr.?


   Brahma Sūtra

1 Vooruit dan maar: een Brahmanonderzoek
2 Beginselvastheid en beginselloos
3 Een bronnenonderzoek: dat zijn zijn boeken

4 Wat ik als diepe waarheid uitverkoos
  Dat ik niet met mijn ogen moet gaan zoeken
  Wanneer je zoekt zoek dan slechts doelgericht

5 Je zoekt? Bedek het hoofd met omslagdoeken
   Het vinden doe je met de ogen dicht
   De zon verblindt: het licht schijnt uit zijn boek

  Interne heerser! Licht en ruster! Eter!
  En bovenal: o Altijdbeterweter!


Schrijver van de Brahma Sūtra's, een paar pagina's dundruk met 555 beknopte aforismen die een grote reputatie genieten en als een van de pijlers van het hindoeïsme worden gezien. Uiteraard duister zonder uitleg en commentaar (een commentaar van Shankara bedraagt in de Engelse vertaling meer dan 900 pagina's). Volgens die commentaren zegt hij dat Brahman (of, zoals hij in de traditie wordt genoemd: de gelukzalige, de innerlijke ruimte, prana, het licht, de eter, de interne heerser, de onzienlijke, het oneindige enz. ) de eerste en materiële oorzaak van het universum is en verzet hij zich tegen Sānkhya, boeddhisme en jaiminisme. Kennen kan alleen door de heilige geschriften en niet door directe waarneming. De eerste vijf Sūtra's luiden: Athato Brahmajijnasa/ Janmadyasya yatah/ Sastrayonitvat/ Tattu Samanvayat/ Ikshaternasabdam en de drie terzinen van het elftal zijn een poging die in het Nederlands weer te geven. Let op de beknoptheid van het origineel en hoe ik hierin faal.
 


Bhagavad Gīta, Onbekende auteur ergens tussen de 5e en 2e eeuw v. Chr.


De Bhagavad Gītā XII, 1-5

Arjuna sprak: 'Wie heeft de kennis Heer:
Die U bemint als Iemand Die Mij Kent
Of die Het Ongeuite Al vereren?'

Śrī Bhagavān sprak: 'Persoonlijk; Transcendent:
Wie biddend met het hart zich concentreren
Staan trouwverbonden aan mijn rechterhand

Maar zelfs al dien je onbekende Heren
Mij onbekend, dan ben Ik nog coulant
Het gaat meer om de geest dan om de leer

Wie steeds beheerst zijn buur heeft liefgehad
Bereikt Mij ook, maar langs een ander pad'


Het langste epos uit de wereldliteratuur (drie maal zo lang als de bijbel) is de Mahābhārata en behandelt alle aspecten van de Indiase cultuur, geschiedenis en filosofie in het verhaal over de strijd tussen twee takken van de familie Bhārata: de Kaurava's en de Pāndava's.
'Het lied van de Verhevene' ( de Bhagavad Gītā), het belangrijkste deel, is een gesprek tussen Arjuna, die zich afvraagt of het niet beter is zelf te sterven dan zijn familie en de vrienden te doden die hij bij zijn tegenstanders ziet, en zijn wagenmenner Krishna wiens antwoord (Doe maar want ze zijn reeds lang door mij gedood; je doet niets anders dan gebeuren moet) een complete filosofie inhoudt over de vraag wat de beste manier van aanbidden is: de weg der kennis of de weg van devotie. Het meest fundamentele aan het lied van de Verhevene is dat het niet expliciet een zienswijze steunt maar de nadruk legt op Krishna als de belichaming van universele tolerantie: 'Hoe mensen ook nader tot mij komen, ik verwelkom ze, want het pad dat ze vanuit alle richtingen volgen, voert naar mij' (B.G. IV, 11). Drie paden zijn wel het belangrijkste: de weg van karma; daden verrichten zonder je er op voor te laten staan, de weg  van jnāna;  spirituele kennis; en de weg van bhakti; spirituele devotie.


 

Nāgārjuna circa 150-250


Leeg

Het universum om ons heen bestaat
Zoals de vierkantswortel uit -1
Het is er niet, al valt er mee te werken

U ziet dus niets dan leegte om u heen
Al denkt uw geest ook heel wat op te merken
Maar het concept van geest is ook al leeg

Slechts hij die zijn niet-zijn zo kan beperken
Nooit zag, dacht, hoorde, voelde en steeds zweeg
Begrijpt waar het in wezen over gaat

De ware kennis is dus kort gezegd
Slechts voor de ware leeghoofd weggelegd


Schrijver van de Verzen van het fundamentele middenpad en de Weerlegging van Bezwaren. Nam afstand van het Kleine Voertuigboeddhisme, dat te elitair was en wilde het volk via het Grote Voertuig het boedhisme invoeren. Stichter van de School van het Middenpad (de middenweg tussen totale bevestiging en ontkenning). Het sleutelbegrip is leegte: het brahman, het zelf en de natuur kennen geen zelf-bestaan, maar zijn leeg.
Onder het web van de 'afhankelijke oorsprong' van oorzaak en effect bestaat slechts leegte.  Ook de leer van Boeddha is slechts leegte.  Er is geen verschil tussen het cyclische bestaan (samsāra) en nirvāna. Door deze leegte wordt het bestaan van alles ontkend en daardoor het nirvāna bevestigt: de leegte is de hogere waarheid van Boeddha. Boeddha onderwees twee waarheden: een lagere uit compassie, om ons op het ware pad te brengen naar de ultieme waarheid waar die lagere geen betekenis meer heeft. Het is juist de leegte die dingen mogelijk maakt: een reëel, eeuwig en volmaakt universum staat geen verandering toe. Dus kent het geen zelfbestaan en slechts een voorwaardelijke werkelijkheid waardoor verandering mogelijk is.
Afijn, u moet Hume nog maar eens lezen; als u maar beseft dat u dat alleen maar kunt doen omdat er niets is.
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Die dikke Pfeijffer toch



Zoals bekend heeft Ilja Pfeijffer het licht gezien en, na vele jaren luidkeels en bij herhaling geroepen te hebben dat poëzie vooral onbegrijpelijk moest zijn, zich de laatste jaren opeens bekeerd tot de ouderwetse verstechniek.
Een sonnettenkrans en een dik boek met alexandrijnen waren het resultaat en in interview na interview legde hij uit hoe moeilijk dat was en hoe hij de  techniek uiterst vakkundig en op geniale wijze hanteerde.
In een radio-interview verdedigde hij van de week nog de opname van maar liefst 19 pagina’s  Annie M. G. Schmidt in zijn nieuwe bloemlezing, met de opmerking dat er veel meer achter die schijnbaar eenvoudige zinnen zit en ze over een geweldige beheersing van de verstechniek beschikte.
Toch maakte zich een licht wantrouwen van mij meester toen ik deze enthousiaste verdediging en lofprijzing van de verstechniek aanhoorde uit de mond van iemand die zo helder en overtuigend blijk gegeven had totaal geen kaas te hebben gegeten van deze materie.

Zeker, die laatste boeken van hem getuigden van een werklust die prijzenswaardig is, maar niet van beheersing van de verstechniek: de sonnetten waar hij zo trots op was, waren helemaal geen sonnetten, maar veertienregelige gedichten, wat iets anders is, met rammelend metrum en rijm en de alexandrijnen waar hij op pochte, waren geen alexandrijnen, maar zesjambige regels, die wanhopig tegenspartelend in het meest gekunstelde en foute rijm gewrongen werden.
De langdradig voortzeurende Jacob Cats schreef vaak zwakke alexandrijnen, maar het waren in elk geval meestal alexandrijnen.

Diep, diep in die te ruimhartig geboetseerde gestalte, die zich zo zelfverzekerd over zijn eigen genie uitsprak, moést toch het besef aanwezig zijn dat het verstechnisch klungelwerk was wat hij produceerde, als hij werkelijk, zoals hij niet naliet rond te bazuinen, zo’n kennis van de prosodie bezat.
Dat hij er mee wegkwam was alleen te wijten aan het gegeven, dat onder de poëziecritici in de vaderlandse couranten elk benul van verstechniek al lang verdwenen is. Maar ergens in hem moest de angst huizen dat hij door de mand zou vallen en ieder moment kon een kind roepen dat de keizer geen kleren droeg.
Om dit te voorkomen volstond, dacht hij blijkbaar, alle contemporaine dichters, die qua verstechniek en evenwicht tussen vorm en inhoud torenhoog boven hem uistaken, op een enkeling na, in zijn bloemlezing rigoreus weg te wieden en de opengevallen plaatsen ruimhartig te vullen met de onschuldige Annie M. G. Schmidt, als bewijs hoezeer zijn hart uitging naar de verstechniek. 

Remko Koplamp telde in de gauwigheid al de volgende namen en dan moet het doorspitten nog beginnen: Jaap Bakker, F.L.Bastet, Jan Boerstoel, Marijke Boon, Charivarius, Hans Dorrestijn, Paul van den Hout, Simon Knepper, E. Laurillard, Jeroen van Merwijk, John O’Mill, Cees van der Pluijm, Nico Scheepmaker, Patty Scholten, J.H.Speenhoff, Ivo de Wijs en Daan Zonderland.
Mensen die ook wel onder het ‘light verse’ gerekend worden. Om Drs. P kon hij niet heen, niemand kan om Drs. P heen, maar ook zijn aandeel is drastisch teruggebracht.

Maar het meest veelzeggend is de weglating van alle gedichten, opgenomen door Komrij, van  de Dichter des Vaderlands Driek van Wissen.
In plaats daarvan plaatst hij één vierregelig, simpel versje van hem, dat afgedrukt stond op balpennen die Van Wissen uitdeelde bij zijn campagne voor Dichter des Vaderlands.
Een kinderachtiger manier om iemand weg te zetten die de verstechniek, waar Pfeijffer zich zo op voorstaat, wél tot in de puntjes beheerste, is moeilijk denkbaar. 

Tevens is het een huiveringwekkende hint wat zijn ambitie is en wat ons land mogelijk te wachten staat in januari, als een nieuwe Dichter des Vaderlands benoemd gaat worden door een clubje, waarvan de wijkende kinnen het somberste doet vermoeden over hun familieverwantschap.
Ik vrees met grote vreze dat ons lieve vaderland een poëtische Trump te wachten staat, tenzij snel actie ondernomen wordt.
Ik weet het, ik weet het, we hebben net die discussie over aanzetten tot geweld en het mag niet, maar toch, als ik denk aan al die hongerige monden in de hongerlanden die gevoed kunnen worden van de uitgebakken kaantjes en de reuzel…
Poëtische gedachte!