Het najaar valt en wolken drommen samen
De vogels trekken naar het zuiden toe
Ik weet nog dat ze in de lente kwamen
En hoe de tijd vervloog, het maakt me moe

Ik weet nog dat ze in de lente kwamen
Vanuit het niets, ineens, geen mens wist hoe
Ze floten en ze krasten onze namen
En riepen op tot moord en amour fou

Ze floten en ze krasten onze namen
Het werd een drama en een hoop gedoe
Ik weet nog dat ze in de lente kwamen
En hoe de tijd vervloog, het maakt me moe

Gelukkig is er kaas en rode port
Ik eet en drink en zie wel wat het wordt.

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

De Knoertendoder



De Knoertendoder schaamt zich dood.
Zijn konen kleuren purperrood
want hij heeft heel wat uit te leggen.
Hij durft het bijna niet te zeggen:
zijn levenswerk bleef onvolvoerd,
nog nimmer doodde hij een Knoert.

Zijn opa heeft hem indertijd
niet onsuccesvol opgeleid
met knots en slinger, bijl en blijde.
Helaas was bij diens overlijden
één kwestie nog onaangeroerd:
waaraan herkennen wij een Knoert?

Hij heeft een Gippel gif gevoerd,
een Polk geplet, een Murk gemoerd;
zelfs kraakte hij diverse Krangen –
het werd met hoongelach ontvangen.
Zo heeft hij jaren aangeklooid
en Knoerten doden deed hij nooit.

Net toen hij dacht: ’t zit me tot hier!
ontmoette hij een wijfjesdier
wier zoete zang hem zo ontroerde
dat hij haar vloerde en ontvoerde.
De bruid bleek Stoere Doerian,
de laatste Knoert van Knoertistan.

Nu strijdt zijn liefde met zijn trots:
nog steeds ligt onder ’t bed die knots…
In weerzinwekkend woeste dromen
weet hij zich soms niet in te tomen
en kleuren lakens purperrood.
‘De schat!’ zingt zij. ‘Hij schaamt zich dood.’