Ik wacht tot mijn vriendin weer bij mij op de stoep zal staan
Het was nog middag toen wij zwijgend in de kamer stonden
Ik lig in bed, ik lees een strip, mijn leeslamp die staat aan
Ik tel al sinds het twaalf uur is geworden de seconden
Ze vroeg me, is er iets, ik zei, wat zou er moeten zijn dan?
en hoopte dat zij zeggen zou wat ik niet had gezegd
Ze lachte en ik lachte terug, daar had het alle schijn van,
Ze wierp me nog een handkus toe, ik dacht: ze meent het echt

Ze duwt me van zich af wanneer de wereld aan haar trekt
en houdt me vast zodra diezelfde wereld haar laat vallen
Ik doe precies hetzelfde, alles aan ons huisje lekt
Een lijden lijd je nooit alleen, je deelt het met z'n allen

Ze heeft me net gebeld, ze neemt vannacht de laatste trein
Ik antwoord alsof ik gezond heb tussen zonnebloemen
Mijn god, wat ga ik ver om niet alleen te hoeven zijn,
Of is dat wat de mensen, als het goed gaat, liefde noemen?
Nee, liefde is een dier, onzichtbaar groeiend langs een meetlat,
En pas als het volgroeid is toont het zich als leeuw of schaap
We moeten praten, zou ik moeten zeggen, maar ik weet dat
als zij in bed kruipt en me kust, ik doe alsof ik slaap

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Autopsie

Pa was getrouwd met Dame Nicotien:
Zo’n veertig jaar Chief Whips gerookt. Dat hakt er
Behoorlijk in. Hij oogde bovendien
Door al dat zoet op ’t eind steeds uitgezakter.

De man die in zijn jeugd sterk was voor tien,
Werd kort van adem en werd steeds verzwakter.
En ook zijn geest werd sleets, werd bovendien
Met ’t klimmen van de jaren alsmaar voorverpakter.

Zijn wereldbeeld werd steeds autodidacter,
Draaide al jaren op bekend stramien,
werd alsmaar saaier, doffer, afgevlakter.

Zo is de loop der dingen wel misschien.
Pa stierf misschien vooral aan z’n karakter,
Veeleer nog dan aan Dame Nicotien.

 

Dit gedicht was bij de beste 8 van de autobiografische sonnettenwedstrijd.