We waren god, maar zaten zonder meid.
Dus lazen we begerig in één ruk
de avonturen van Jan Wolkers stuk
als medicijn tegen de eenzaamheid.

Ook Ik Jan Cremer werkte als een drug.
We raakten gaandeweg de onschuld kwijt
en voelden ons uiteindelijk bevrijd
op onze reis naar liefde en geluk.

Ten einde alle mores af te schaffen
ontstond de strijd tegen de constitutie,
de kerk en uiteraard de ouwelui.

Een kleine ritselende revolutie.
Eén ding: we bleven onverminderd paffen.
De provo’s dansten hoestend op het Spui.


* Het ontwaken in de jaren zestig.

Sonnet 12-5 uit de dit jaar nog te verschijnen sonnettenkransenkrans “De vaderlandse geschiedenis” onder redactie van Hilde van Beek en Bas Jongenelen.
(NB: de regels 1 en 14 waren voorgeschreven).

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Mijn ceder (Utrechts sonnet 5)



Met dank aan Han G. Hoekstra 


Ik heb een ceder in mijn tuin geplant
En hem flink coniferenmest gegeven
Geen zuchtje wind bespeur ik op het land
Toch zie ik naalden heel unheimisch beven

Geen zuchtje wind bespeur ik op het land
In bomen planten ben ik zeer bedreven
Wat is hij blauw, is hij misschien van stand?
De soort staat als verdraagzaam aangeschreven

Wat is hij blauw, is hij misschien van stand?
Voelt hij zich voor mijn tuin te zeer verheven?
Geen zuchtje wind bespeur ik op het land
Toch zie ik naalden heel unheimisch beven

Ik zeg het hier maar helemaal vrijuit:
Naar mijn idee belazert hij de kluit –