Ik zal het uitleggen:
‘Wie het nu nog niet snapt
zal ik het uitleggen’
In deze zin
is regel twee dus de
meewerkendvoorwerpzin;
van het ontleden is
dit het begin.
Ik leg mijn vinger op zijn dik
Behaarde bovenlip en schrik
Hoezeer we lijken op elkaar
Alsof ik in een spiegel staar
Ik monster ogen, voorhoofd, haar
Vertrouwd en toch een beetje raar
Zijn in zichzelf gekeerde blik
Die man, mijn opa, dat ben ik