
Pixabay
Toen Jantje aan een pruimenboom
een rijpe vrucht zag hangen,
verdween zijn aangeleerde schroom,
bekroop hem een verlangen.
Zijn vader sprak hem ernstig toe:
‘Volg liever niet je hartje,
want diefstal is voor ons taboe.
Kijk, hier heb je een kwartje.
Dat ik jou hier een halt toeroep,
vind jij misschien wat pijnlijk.
Daarom geef ik je geld voor snoep,
dat lust je wel waarschijnlijk.’
Jan stapte naar de kruidenier.
Hoe zou hij het besteden?
Toch kocht het joch geen lekkers hier,
dat had een goede reden.
Was hij beducht voor cariës
door drop of toverballen?
Welnee, het kwartje van zijn les
bleek onderweg gevallen.