Wanneer ik ’s avonds met mijn jongeheer
de Oude Zijde van de stad bewandel,
dan zie ik ogen groot als een amandel.
Mijn hart gaat als een mitrailleur tekeer.
Ze komt niet uit Den Helder of Den Andel.
Ze is geboren bij het Baikalmeer,
waaruit ik aangeslagen concludeer,
dat ik getuige ben van vrouwenhandel.
Ik sta versteend. Wat kan ik hieraan doen?
Hoe krijg ik haar weer thuis, terug naar het oosten?
Moet ik naar burgemeester Van der Laan?
Eén actie slechts getuigt van goed fatsoen:
haar voor een klein bedrag een beetje troosten,
dan hebben wij er allebei wat aan.