Of Shakespeare Shakespeare was, het blijft een vraag.
Al eeuwen gist men naar van alles in zijn leven,
vooral de pseudologen doen dat graag.
En wie hij was: het is mij om het even.
Maar wat en waar en hoe hij was: veel leuker!
Was hij een ochtend-, nacht- of avondmens?
Een comazuiper of een kommaneuker?
Had hij een sixpack of een flinke pens?
Op schrift is er niet veel van hem bewaard.
Zijn naam, in beverige hanenpoten;
zes krabbels, zaken voor de wet verklaard,
in alle zes de spelling naar de kloten.
En toch dat werk! Voorwaar een knappe klus
voor 'n alcoholische dyslecticus.
Dichten is een ritmisch braken, is een taalverkavelend slaken van een ultrasone kreet, ultravisionaire lichten op verholen bronnen richten van een reeds verstommend leed dat zichzelf niet meer kan schrijven, lijf-aan-lijf gevechten drijven met het beest der taalstagnering, der nooit uitgerotte zwering aan het afgeknotte woord, dichten is jezelf verlichten, is jezelf een beentje lichten is expressie, enzovoort