Oh, jee, procrustesbed, nu 'n nieuwe zak
de wasdom van de wijn dient te verbloemen
zie 'k hoe je wankel in de steigers staat
te pronken met je euvel etiket.
Wie komt er tot zo'n vondst—een maniak,
die, vol bravoure indachtig 't dichtersvak,
onsierlijk enjamberen op ziet doemen?
Wellicht is 't akelig zo in te zoomen
op wat men naar gebruik slechts dient te roemen,
maar ook je schema is niet adequaat.
Oh, veertienregelige acrobaat,
vier uitgangen en parkerpen paraat
herschrijf ik je: sonnet, als je het redt.
Als je het redt: oh jee, procrustesbed!