Ik nam me heilig voor om elke morgen
Een splinternieuwe topo te verzorgen
Maar ik moet werken, dus het zit niet mee
En ik ben ook geen

Een vrouw telt meestal veel meer levensdagen
En schoner is beslist haar lichaamsbouw
Geen dame aan wie ik mijn nood kan klagen
Al helemaal niet aan mijn eigen vrouw
Geen dame aan wie ik mijn nood kan klagen
Die ik mijn leed om onrecht toevertrouw
Ik zal mijn lot kloekmoedig moeten dragen
Dat mij haast dwingt te grijpen naar het touw
Ik zal mijn lot kloekmoedig moeten dragen
Want anders krijg ik thuis een fikse douw
Geen dame aan wie ik mijn nood kan klagen
Al helemaal niet aan mijn eigen vrouw
Of u gelovig, heidens bent of ietsig
Het maakt niks uit, het man-zijn is maar nietsig
De eerste twee regels zijn afkomstig van het sonnet Voor de keuze, Driek van Wissen uit de bundelEen loopje met de tijd.