Wild meadow with flowers
Wikimedia Commons
 
 
Ik denk nog vaak terug aan toen,
die lange zomerdagen.
Wat waren we verliefd en groen.

Ik zag je plots in dat plantsoen,
maar durfde niets te vragen.
Ik denk nog vaak terug aan toen.

Je gaf me toen mijn eerste zoen,
terwijl we daar zo lagen.
Wat waren we verliefd en groen.

Je komt soms in een visioen,
ik hoor je lach bij vlagen.
Ik denk nog vaak terug aan toen.

Ik moet het met dit droombeeld doen.
Ach laat het nooit vervagen.
Wat waren we verliefd en groen.

Ik ben al jaren met pensioen.
Je hoort mij heus niet klagen,
maar toch denk ik nog vaak aan toen.
Wat waren we verliefd en groen.
 
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Epifanie

 

De opmaat van het verse jaar bespant
de grond met flinterdun wit vilt. De lucht
kneedt winterharde wolken, dicht beplant.
Een toverhazelaar pakt uit. Berucht

bericht van kale klauwen waar als vaan
een gele sjerp in hangt. Zo schel als goud
van ver. Van dichtbij zie je sterren staan,
van bloemblad, licht gekruld. Het hout blijft koud.

Kijk daar: drie spreeuwen hebben opgelet,
hun wijze kelen lachen om het fel
geluk dat plaatselijk is ingezet.

Een rijk begin op arm hout. Goed en wel
kwartier gemaakt, bewonderd, dan ontzet:
door wind van stam gejaagd – op hoog bevel.