Die man op die bank in het park
Ik kan hem maar moeilijk vergeten
Ik noemde hem heimelijk ‘hark’
Zijn naam heb ik nimmer geweten

Die man in het park op die bank
Zijn kleren vervuild en versleten
Door pech en door zucht naar de drank
Daar heb ik het steeds aan geweten

Dat park en die bank en die man
Zijn lot heeft me lang nog gespeten
Ik gaf hem wat geld, nu en dan
En suste ‘goeddoend’ mijn geweten

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

De geschiedenis van een nameloze

 



Bladerend in de immer uitdijende Nederlandse Poëzie Encyclopedie miste ik opeens een naam: Wouter Noordewier.
Een naam die ik alleen kende van een merkwaardige ervaring van negentien jaar geleden, toen ik een brief van hem mocht ontvangen, die verband hield met een uitgave van Zuid-Amerikaanse gedichten. Was hij wellicht geen dichter en enkel vertaler?
Google meldde dat hij een gedicht had gepubliceerd in een literair blad (zie hier), dat onderdeel was van een cyclus en dat hij, hoewel geboren in 1935, in elk geval in 2010 nog actief was met een literaire practical joke die me niet echt verbaasde, en verontwaardiging  bij de een en geamuseerdheid bij de ander opriep.
Ik ben bang dat het niet grappig bedoeld was, maar dat er een vileine mensenhaat en jalousie de métier achter steekt.

Terug naar 1994, toen op een avond de telefoon ging en een oudere mannenstem zich meldde met het volgende: ‘Goedenavond meneer Van den Born. Mijn naam is Wouter Noordewier en ik wilde u een brief sturen. Mag dat?’
Een vreemd verzoek, want als iemand je telefoonnummer heeft kan hij ook achter je adres komen, dus ik antwoordde dat hij maar aan die drang moest toegeven en hij bedankte en hing op.
Een paar dagen later kwam de brief en het handschrift op de envelope deed alle alarmbellen rinkelen. Alle grafologische kenmerken van geschiftheid, blinde ambitie en intense misantropie, geslepenheid en dubbel spel spelen sprongen me tegemoet:
  Lees meer...