Mijn broer die doet de hele dag geen donder
Hij toetert slechts bevelen vanuit bed
Hij vindt zichzelf apart, ja zelfs bijzonder
Hoewel geen mens dat ziet, zo’n raar sujet,
Daar komt men liever niet over de vloer
Maar hij is gek met Carmen van Bizet
En zingt dan luidkeels mee, maar hors concours
U vindt het gek dat ik hem stil bewonder
Maar al bij al, hij is vooral mijn broer
*
(Papa die speelt al jarenlang trombone
dat doet ie in een boerenblaaskapel
Oh, niets bijzonders hoor, een doodgewone
zo’n simpel blaasorkest, u kent dat wel
Op straat te zien, maar nooit op podia
Hij speelt geen Bach, geen Bruckner, geen Ravel
Geen rockmuziek, geen jazz of opera
Hij blaast gewoon zijn wondermooie tonen
Als trombonist, en enkel hoem papa)