De scheurkalender op z’n dunst. We ezelen de files in, de winkels uit met mondvoorraad voor tien. De oude kuddegeest drijft ons de laatste avond bij elkaar.
Om samen van alles te nemen, te eten, kwinkslagen te kaatsen en oud zeer te soppen, onze hoofden dik gevoerd met roes. De koelkast zoemt van welbehagen.
Aan alles komt een begin. Klokslag scheurt het jaar zich los, het jongste uur ontfermt zich over ons, zoent zich wijd in. We drommen vrieskou in voor namaaklicht en gierende bewijzen van bestaan.
Veel later staan we zeldzaam traag en zeldzaam langzaam op. We gaan het jaar weer overdoen –