ganzenbord
Flickr
 
Als kind deed ik met moeder Ganzenbord
en meestal liet ze mij dan stiekem winnen.
Ik was verdacht gelukkig in het spel,
want steeds wist ze de regels te verdraaien.
 
Nu zit ze, omdat zij wat warrig wordt,
in een tehuis. Ik ga daar graag naar binnen.
Met mij een potje Ganzen wil ze wel,
al moet ze naar mijn voornaam meestal raaien.
 
De regels zijn niet uit haar hoofd verdwenen
elk vakje weet ze blindelings te staan.
Haar rekenkunst is wel voorgoed verloren.
 
Ze staat op vijfenvijftig, werpt de stenen.
Een vijf, een twee; ze kijkt me vragend aan.
“Kijk nou, je mag acht vakjes nu naar voren”
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Moeder en kind (Sestina)



Al liggend in zijn bed vraagt moeders kind
Naar vogels, bloemen, bijen. Ouder
Zijnd en beter wetend hoe de wereld
In elkaar steekt vangt zij aan te liegen
Over mannen, vrouwen, kinderen, liefde.
En bovenhoofds vliegt slaap en dood.

De moeder praat van samen, en de dood
Waakt met de wind en sluier over ’t kind
Dat, wijd opkijkend, nadenkt over liefde
En hoopt dat het ooit ouder
Worden zal—niet meer te hoeven liegen
Over monsters, koektrommels. Zijn wereld.

De nacht valt vlak over de stadse wereld
Buiten de zolder. Zon stierf weer een dood
En laat zijn zuster binnen voor hem liegen—
Een straal verlicht het ledikant en kind
De vrouw ernaast spreekt als bezorgde ouder
Over de zin, het wezen van de liefde.

Maar knijpt een hand, weet ‘dit is liefde’,
Dat zonder god mijn kleine wereld
Doordraait; óók zelfs zonder ouder.
Ze praat, verzint en bant de dood
Weg uit haar leven en haar kind,
Want anders wordt ze gek—het liegen

Tussen moeder en zoon is geen liegen.
De natte kruimels, beddegoed en liefde:
Daarmee wordt de sterkste man weer kind.
De vrouw is veertig. In de wijde wereld
Is voldoende smeerboel tegen dood
En zonder spiegels word je amper ouder.

Het kind zakt weg. Nog vijf minuten ouder
Kijkt zij dan naar haar kind. Geen liegen
Sterker dan de nacht, de duisternis, de dood.
Misschien, denkt zij, ben ik waarin de liefde
Uitblinken kan—is dat het licht der wereld
Het moet—niets mooier dan mijn kind.

Geen mens wordt ouder van de liefde.
Het liegen maakte lelijk als de wereld.
Schoon is de dood, onschuldig was het kind