De boer wordt wakker, ziet zijn schuurdeur open
Een wilde woede daalt er in hem neer
Hij grijpt meteen zijn dubbelloopsgeweer
En laadt naar buiten dravend beide lopen
Enfin, hij achterhaalt de trekkerrover
En haalt onmiddellijk de trekker over
De boer wordt wakker, ziet zijn schuurdeur open
Een wilde woede daalt er in hem neer
Hij grijpt meteen zijn dubbelloopsgeweer
En laadt naar buiten dravend beide lopen
Enfin, hij achterhaalt de trekkerrover
En haalt onmiddellijk de trekker over
mijn moeder sprak vol trots van heldendaden
verricht door hem, die stoere oom soldaat
zijn borst vol lintjes deed zijn moed wel raden
kritiek verdroeg ze niet, dan werd ze kwaad
hij was voor mij, het kind, een man van kracht
hij droeg een streepje ergens op een mouw
dat was voor wonden van een felle klauw
een tijgerin had hem die toegebracht
maar heldendaden bleken ploertenstreken
het roofdier werd een vrouw of zelfs een kind
en zoveel meer is vuig, onwaar gebleken
soms stormt de vraag nog kwellend door mijn geest
en jaagt de angst me bijna door het lint
had ik niet ook zo kunnen zijn, zo'n beest