De inspecteur kijkt peinzend in het rond
Er ligt een dode in het restaurant
De sous-chef met z'n mes nog in de hand
Houdt stellig vol dat hij het lijk zo vond
Hij knikt nog eens: zo kan het zijn gegaan
Maar waar kwam toch dat grote mes vandaan?
I
Maar waar kwam toch dat grote mes vandaan?
Hoe heeft zo'n brute moord hier kunnen lukken?
Van wie zijn al die natte voetafdrukken?
En waarom staat het gasfornuis nog aan?
De pepersaus kookt langzaam tot een klont
De inspecteur kijkt peinzend in het rond
II
De inspecteur kijkt peinzend in het rond
Hij vraagt het personeel zich op te stellen
En hem in volle waarheid te vertellen
Waar hij of zij zich deze dag bevond
En morgen staat natuurlijk in de krant:
Er ligt een dode in het restaurant
III
Er ligt een dode in het restaurant
Wie doodde hem, wie is de delinquent?
De kelner? Daan, de afwasassistent?
Of was het toch een ontevreden klant?
Bewijs lijkt rijkelijk voorhanden, want
De sous-chef heeft z'n mes nog in de hand
IV
De sous-chef heeft z'n mes nog in de hand
Beweert dat hij de piepers stond te schillen
Toen hij ineens de chefkok hoorde gillen
Hij kwam te laat, zijn baas was al van kant
Hij, met een koppig trekje rond de mond
Houdt stellig vol dat hij het lijk zo vond
V
'Houdt stellig vol dat hij het lijk zo vond'
Noteert de diender in zijn opschrijfboekje
Hij zoekt de afwashulp op in zijn hoekje
En ziet dan plots een bloedspoor op de grond
De inspecteur blijft wenkbrauwfronsend staan
Hij knikt nog eens: zo kan het zijn gegaan
VI
Hij knikt nog eens: zo kan het zijn gegaan
Doet dan een greep en onder luid geklater
Brengt hij een druipend koksmes boven water
De bordenwasser kijkt hem schuldig aan
Meteen laat hij hem in de boeien slaan
't Is waar: kwam tóch dat grote mes van Daan!