Hieronder het tweede deel van de voorpublicatie uit deel 3 van de Rijmkroniek des Vaderlands, "Van Wilem III tot Willem III" Na de successen van de Rijmkroniek des Vaderlands I en de Rijmkroniek des Vaderlands II (via de links voor 5 euro per stuk te koop), zijn Driek van Wissen en Jean Pierre Rawie druk bezig aan een derde deel. Het principe blijft hetzelfde: Willem-Alexander vertelt elke avond voor het slapen gaan een stukje uit de vaderlandse geschiedenis aan zijn dochter Amalia en waarschijnlijk luisteren ook haar zusjes gezellig mee!
In veel van wat hij deed en zei
Herken ik vaak heel veel van mij,
Want heel veel deed hij net als ik.
Als blijk van zijn moderne blik
Noem ik zijn oog voor industrie
En nijverheid. En ook was ie
Avant la lettre reeds bekend
Met land- en watermanagement,
Iets waar ik ook van wakker lig.
Daarnaast bekommerde hij zich
Over het lot der minbedeelden,
Want bij wie zoals wij in weelde
En adellijke voorspoed baden
Dringt zich de drang tot goede daden
Vanzelf als vanzelfsprekend op:
Jan met pet was arm als Job
En liep in lompen en was ziek
En Willem vond het niet zo chic
Een volk van bedelaars te leiden;
Dus om de armoe te bestrijden
Deed hij veel aan weldadigheid.
Ook hierin was de vorst zijn tijd
Vooruit! Als vooruitstrevend mens
Verwierf hij gronden op de grens
Van Overijssel en van Drenthe:
Als God het wou, Deo volente,
Kon men daar kampementen bouwen
Waarin die armen met hun vrouwen
En hun armlastig nageslacht
Gratis bijeen werden gebracht
Om graaf- en grondwerk te verrichten
Zodat de fraaie stadsgezichten
Niet meer door hen werden ontsierd.
Door Willem gul gefinancierd
Van Nederlands belastingcenten
Kreeg men daar op de grens van Drenthe
Het uitzicht op een nieuwe start.
De vorst had een ruimhartig hart!
Maar wie te dom was en niet doorhad
Hoe goed hij het wel met hem voorhad
Werd met proportioneel geweld
Zijns ondanks op transport gesteld
Door ’s konings dappere gendarmen.
Zodoende hadden zelfs de armen
Het onder Koning Willem goed:
Gewassen en heropgevoed
Tot huiselijke, bonafide,
Godvruchtig angehauchte lieden,
Tot nuchtere geheelonthouders
En verantwoordelijke ouders,
Waren zij dankbaar voor hun lot,
Hun goede koning en hun God.
En zo schreed de beschaving voort
In Frederiks- en Willemsoord.
In veel van wat hij deed en zei
Herken ik vaak heel veel van mij,
Want heel veel deed hij net als ik.
Als blijk van zijn moderne blik
Noem ik zijn oog voor industrie
En nijverheid. En ook was ie
Avant la lettre reeds bekend
Met land- en watermanagement,
Iets waar ik ook van wakker lig.
Daarnaast bekommerde hij zich
Over het lot der minbedeelden,
Want bij wie zoals wij in weelde
En adellijke voorspoed baden
Dringt zich de drang tot goede daden
Vanzelf als vanzelfsprekend op:
Jan met pet was arm als Job
En liep in lompen en was ziek
En Willem vond het niet zo chic
Een volk van bedelaars te leiden;
Dus om de armoe te bestrijden
Deed hij veel aan weldadigheid.
Ook hierin was de vorst zijn tijd
Vooruit! Als vooruitstrevend mens
Verwierf hij gronden op de grens
Van Overijssel en van Drenthe:
Als God het wou, Deo volente,
Kon men daar kampementen bouwen
Waarin die armen met hun vrouwen
En hun armlastig nageslacht
Gratis bijeen werden gebracht
Om graaf- en grondwerk te verrichten
Zodat de fraaie stadsgezichten
Niet meer door hen werden ontsierd.
Door Willem gul gefinancierd
Van Nederlands belastingcenten
Kreeg men daar op de grens van Drenthe
Het uitzicht op een nieuwe start.
De vorst had een ruimhartig hart!
Maar wie te dom was en niet doorhad
Hoe goed hij het wel met hem voorhad
Werd met proportioneel geweld
Zijns ondanks op transport gesteld
Door ’s konings dappere gendarmen.
Zodoende hadden zelfs de armen
Het onder Koning Willem goed:
Gewassen en heropgevoed
Tot huiselijke, bonafide,
Godvruchtig angehauchte lieden,
Tot nuchtere geheelonthouders
En verantwoordelijke ouders,
Waren zij dankbaar voor hun lot,
Hun goede koning en hun God.
En zo schreed de beschaving voort
In Frederiks- en Willemsoord.