In het Belgische Humo verscheen in 1986 een serie over kinderleed. De redactie verzocht Drs. P het introductievers te maken dat in de vorm van deze ballade verscheen in het nummer van 11 augustus, vergezeld van het portret van een aandoenlijk kereltje in lederhosen met bekende gelaatstrekken:
De boodschap van HUMO was zeer expliciet :
De markt heeft nog ruimte voor meer exemplaren
Al hebben we reeds een gigantisch debiet
We zetten nu alles op haren en snaren
En zoeken een middel om opzien te baren —
Doeltreffend, oorspronkelijk, hard als graniet
(Onnodig ditmaal om gevoelens te sparen)
Dus zend ons een stuk over kinderverdriet
Het kinderverdriet van Geertruida of Piet
Daar hoeven we ons niet zo blind op te staren
Wellicht bij de nonnen zéro de conduits
Of pijnlijk vermaan bij de Paters Tartaren
Voortijdig contact met cognac of sigaren
Verlies van een teddybeer, oog of parkiet
En nepleveranties van drughandelaren —
Banale gevallen van kinderverdriet
Mijn smart daarentegen was geenszins gratuit
Ik denk aan mijn ouders, die weerwolven waren
Mijn broer de nudist (en daarbij travestiet)
Mijn zuster, gebezigd door 9 huzaren
Mijn lievelingskreeft — ai, nog voel ik zijn scharen —
Mijn schoolvriend, geraakt door een meteoriet...
Gelet op het voorgaande, valt te verklaren
Hoezeer ik geneigd was tot kinderverdriet
O lezers, de tranen die U thans vergiet
Zij kunnen in bitterheid niet evenaren
Wat ik heb vergoten in vroegere jaren
Het vloeibaar product van mijn kinderverdriet