Zo tussen de bedrijven door schiep God de Ranseluil
Die houdt zich in de Zwarte Wouden van Groot-Rusland schuil
Verborgen in zijn verenpak dat wat zijn ransel heet
Hij ranselt daarmee vrouwtjes, ach, het is maar dat u ’t weet.
Natuurlijk vraagt u zich nu af, ~wat heeft dat slaan voor zin~
Het draagt niet bij tot broederschap, laat staan tot zoete min
Maar laat ik uit de doeken doen, datgeen wat u niet wist
De Ranseluil in Rusland is een sadomasochist.
Maar ook zijn favoriete prooi laat zich niet onbetuigd
Zo noem ik hier de Pijpstaartuil ~zij klopt, zij veegt, zij zuigt~
En bindt pas in wanneer haar lief haar iets te stevig knijpt
Dan roept zij gauw ‘woehoe, woehoe’ zodat hij haar begrijpt.
Een bandeloos bestaan vindt zij maar zonde van haar tijd:
Zij wordt slechts zeer ongaarne van haar ketenen bevrijd